donderdag 22 april 2010

Olifantsappel

De olifantsappel of houtappel, is een verwant van de citrusvruchten. De vruchten zijn ronde tot 10 centimeter grote bessen met een houtige, tot 5 millimeter dikke, gevlekte grijsbruine, ruwe schil. De vruchtholte is gevuld met roze-bruine, taaivezelig-melige, weinig sappige pulp, die sterk aromatisch en fruitig zuur tot zoetzuur en licht harsig van smaak is. In het vruchtvlees liggen veel zaden.

Teelt
De boom van de olifantsappel kan ongeveer 450 meter hoog worden. Voor de teelt is het beste een lichte bodem. De olifantsappel wordt geteeld uit zaad, maar voorplanting kan ook plaatsvinden door stekken, luchtlagen of knopvorming.

In Maleisië vindt de bloei plaats in februari en maart en wordt er in oktober en november geoogst. In India rijpt de vrucht vanaf begin oktober tot maart.
 
Consumptie
De pulp wordt rauw gegeten, met of zonder suiker. Een andere mogelijkheid is dat de pulp wordt gemengd met kokosmelk of siroop, of wordt bevroren als ijs. Ook wordt de vrucht gebruikt bij het maken van gelei of jam. De bladeren worden in Thailand bewerkt in salades.
 
Bewaren/bewerken
De fruit wordt na de oogst 2 weken in de zon bewaard om volledig te rijpen.
 
Voedingsstoffen
Per 100 gram bevat de olifantsappel 31 g koolhydraten en 140 calorieën. Rijpe vruchten hebben verder een hoog gehalte aan B-caroteen, vitamine B1, B2 en C.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten