maandag 19 april 2010

Aardamandel

Aardamandel of Knolcyperus is een vaste plant die behoort tot de Cypergrassenfamilie en is een hardnekkig onkruid in de teelt van aardappels en maïs en een gevreesd onkruid in de gladiolenteelt. Knolcyperus vermeerdert zichzelf hoofdzakelijk vegetatief. De plant komt voor in Europa en Azië en komt oorspronkelijk uit de warmere gebieden. De knolletjes werden al geteeld in de Nijlvallei door de Oude Egyptenaren. De Arabieren brachten de knolcyperus in de achtste eeuw mee naar Spanje, van waaruit het zich verder over Europa verspreidde.

Vanaf 1970 heeft knolcyperus zich ontwikkeld als een ernstig onkruid en is waarschijnlijk meegekomen met gladiolenknollen. Sins 1984 is er in Nederland een bestrijdingsprogramma.

De plant wordt 30 tot 80 centimeter hoog en heeft lange slanke wortelstokken en ongeveer 1 cm grote knolletjes. De stengel is scherp driekantig. De langwerpige bladeren zijn 4 tot 10 millimeter breed.

Knolcyperus bloeit in Nederland van juli tot oktober. De kafjes zijn strokleurig tot geelbruin. Er wordt weinig of helemaal geen zaad gevormd.

Teelt
In de regio Valencia wordt in het gebied "l'Horta Nord" knolcyperus geteeld. Hier wordt van de knolletjes de drank Horchata gemaakt. In maart en april worden de knolletjes gepoot en van oktober tot december geoogst.

Consumptie
De knolletjes worden in Zuid-Europa gegeten, maar ook wel in Nederland tussen pasen en pinksteren. De smaak doet denken aan hazelnoten of amandelen. In Nederland wordt een knolletje een aardamandel genoemd, in Frankrijk 'Amandes de terre' en in Spanje 'Chufa' (uitspraak tshúfa).

Bewaren/bewerken
Na de teelt enkele knolletjes vorstvrij in zand bewaren. Na het bewaren lijken de knolletjes op krenten.

Voedingsstoffen
De knolletjes bevatten 25% vet, circa 30% zetmeel en 7% eiwit. Het vet bestaat voor een groot deel uit onverzadigde vetzuren, zoals linolzuur. Verder komt vitamine H (biotine) en rutine, een flavonoïde, naast vele mineralen voor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten