dinsdag 13 april 2010

Sint-jansuitje

De oorsprong van deze ui moeten we waarschijnlijk in Midden-Azië zoeken, maar helemaal zeker is het niet, omdat niet helemaal duidelijk is geworden in het genetisch onderzoek waar ze ui het eerst werd aangeplant. Over de geschiedenis en volgorde van de verspreiding is ook niet veel bekend.

Er zijn onderzoekers die menen dat de ui in het kielzog van de Islam in Aziatische moestuinen terecht kwam.

Van oudsher gaan deze uitjes - van buitenrok ontdaan - gesnipperd door de sla. Of rauw als stengelui geknaagd bij een glas jenever.

Teelt
St. Jansuien worden half augustus gepoot. De plantafstand in de rij is 12 tot 15 cm en tussen de rijen 20 cm. De plant maakt veel zijscheuten, die aan de voet later gaan verdikken, waardoor er zogenaamde tenen ontstaan. De oogsttijd is van april tot eind mei. Er zijn dan nog bijna geen verdikkingen aan de voet van de plant.

Voor de vermeerdering blijven de planten staan tot 1 juli. Een week voor het oprooien worden de planten losgestoken om het afsterven te bevorderen. Na het rooien worden de planten opgehangen om te drogen. De tenen worden voor het planten losgescheurd.

St. Jansui vertoont valse viviparie. In de bloeiwijze ontstaan kleine broedbolletjes, die ook geplant kunnen worden. Het duurt dan echter een jaar extra voordat ze voldoende groot zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten